Abstract : Volgens het KB van 20 juli 2001 worden radiologische centra in België verplicht om op regelmatige tijdstippen na te gaan of de kwaliteit van een aantal "standaard" röntgenonderzoeken voldoet aan de opgegeven criteria (European Guidelines On Quality Criteria For Diagnostic Radiographic Images). Eén van deze criteria is de dosis per röntgenonderzoek voor een gestandaardiseerde persoon. Deze toegediende dosis moet onder een bepaald referentieniveau liggen. Om aan deze criteria te voldoen, worden er dosiscontroles uitgevoerd. Aan de hand van de bekomen resultaten kunnen dan acties ondernomen worden. Tijdens deze thesis volgden we een aantal thoraxonderzoeken op.
De metingen voor thoraxopnamen werden doorgevoerd in twee verschillende thoraxzalen (een Canon en een Siemens toestel) van het departement radiologie van het UZ Leuven in samenwerking met het team van het Leuvens Universitair Centrum voor Medische Fysica in de Radiologie (LUCMFR). De dosis werd op twee verschillende manieren berekend door middel van een DAP-meter (Dose Area Product-meter of Dosis Oppervlakte Product-meter) en de instellingen van het röntgentoestel zoals de halveringsdikte, de buisoutput (µGy/mAs op 1 m), … Om de DAP-waardes en andere parameters te verwerken, werd er een invulform ontworpen (Visual Basic) zodat alle nodige parameters ingegeven konden worden en rechtsreeks weggeschreven werden in een Excel-werkblad.
Na analyse van de resultaten van de metingen van november 2004 werd het duidelijk dat de gemiddelde intreedosis voor PA thoraxopnames van de Canon (0,48 mGy) 5 keer hoger lag dan de gemiddelde intreedosis van de Siemens (0,09 mGy). De gemiddelde intreedosis voor laterale thoraxopnames van de Canon (1,36 mGy) lag ongeveer een factor 3,7 hoger dan de gemiddelde intreedosis van de Siemens (0,37 mGy). Omdat het dosisverschil tussen de Canon en de Siemens detector zodanig groot was, werd er nagegaan of er een dosisreductie mogelijk was voor de Canon detector zonder kwaliteitsverlies. In januari 2005 werd de dosis gehalveerd zonder een noemenswaardig kwaliteitsverlies. Vervolgens werd de dosis nogmaals verlaagd door het aanpassen van de beeldverwerkingsparameters. De kwaliteitsbepaling gebeurde met behulp van een CDRAD fantoom. Uiteindelijk kon het besluit getrokken worden dat de gemiddelde intreedosis (PA) van de Canon niet voldeed aan de Europese norm van 0,3 mGy. De gemiddelde laterale intreedosis van de Canon voldeed wel aan de Europese norm van 1,5 mGy. Voor de Siemens voldeden zowel de gemiddelde laterale als PA intreedosissen aan de Europese norm. In april 2005 werden er opnieuw metingen gedaan op beide zalen. De gemiddelde dosis toegediend via de Canon in april 2005 (0,15 mGy) was tot ongeveer 3,3 keer lager dan de dosis toegediend via de Canon in november 2004 (0,48 mGy). In april 2005 was de dosis op de Canon (0,15 mGy) nog 1,7 groter dan de dosis op de Siemens (0,09 mGy). De gemiddelde dosis van de Siemens was in april 2005 hetzelfde dan de gemiddelde dosis in november 2004. De instellingen van het Siemens toestel werden in de tussenperiode niet veranderd.
Uit dit onderzoek blijkt dat het noodzakelijk is op regelmatige basis een dosiscontrole en dosisoptimalisatie te doen om zo de dosis toegediend aan de patiënt zo laag als redelijkerwijze mogelijk (ALARA) te houden zonder significant kwaliteitsverlies van het beeld.
|
If you want to cite this thesis in your own thesis, paper, or report, use this format (APA):
REYNDERS, T. (2005). Dosisstudies thoraxopnamen.
Unpublished thesis, Xios, IWT.
Retrieved
from
http://doksxios.pxl.be/doks/do/record/Get?dispatch=view&recordId=Sxhl8ae57e8c065e26930106daba3d530053.
|